Cadillac info
Bron : Wikipedia
Oprichter : Henry Leland
Eigenaar : General Motors
Hoofdkantoor : Detroit MI, Verenigde Staten
Websites : http://www.cadillac.com http://www.cadillaceurope.com http://www.cadillac.nl/
http://www.cadillaclasalleclub.org/ http://cadillacdatabase.com/
Geschiedenis
Voorgeschiedenis
In 1899 was de Detroit Automobile Company opgericht die in 1900 alweer failliet ging na slechts enkele auto's te hebben geproduceerd. Een jaar later werd het bedrijf opnieuw opgestart met hoofdingenieur Henry Ford aan het roer. Hij hernoemde het bedrijf tot Henry Ford Company. Na drie maanden ging het bedrijf opnieuw failliet en Ford en een aantal partners vertrokken. De investeerders zochten in augustus 1902 Henry Leland (1843-1932) op om de waarde van de fabriek en de machines te schatten alvorens die verkocht werden.
Henry Leland had samen met twee partners Leland, Faulconer, and Norton opgericht in 1890. Dat bedrijf ontwierp en bouwde speciale machines en produceerde later ook benzinemotoren voor Ransom Olds, de stichter van Oldsmobile. Leland en zijn werknemers verbeterden de motor en verhoogden het vermogen van de oorspronkelijke 3,7 pk tot 10,25 pk. De verkopen van Oldsmobile liepen echter vlot en de nieuwe motor was niet nodig.
Leland toonde zijn motor aan de investeerders en stelde voor het bedrijf voort te zetten. De investeerders waren onder de indruk en gingen akkoord. Ze hoopten de eerste succesvolle autobouwer van Detroit te worden en kozen de naam van de stichter van die stad, Le Sieur Antoine Laumet de la Mothe Cadillac, als nieuwe naam. Niet veel later werd het wapenschild van de familie Cadillac, omgeven door een lauwerkrans, geregistreerd als het embleem. Daarmee was de Cadillac Automobile Company geboren.
Het begin
De eerste Cadillac werd geproduceerd in oktober 1902. In januari werd deze 10 HP voorgesteld op het autosalon van New York. Het publiek was enthousiast en binnen de week liepen meteen 2286 bestellingen binnen. Het eerste jaar werden bijna 2500 auto's gebouwd, voor die tijd een enorm aantal. Vooral de precisie waarmee de voertuigen gebouwd werden, en dus de betrouwbaarheid, was een belangrijk verkoopsargument.
Cadillac werd de eerste Amerikaanse autobouwer die de Dewar Trophy won. Die prijs was in 1904 in het leven geroepen door Sir Thomas Dewar, lid van het Britse parlement, om de technische vooruitgang van de automobiel te stimuleren. Cadillac won omdat de onderdelen van haar auto's zo precies gemaakt werden dat ze uitwisselbaar waren. Later werd Cadillac het enige bedrijf de prijs tweemaal won met het Delco-systeem dat een geïntegreerde elektrische starter, verlichting en ontsteking inhield.
General Motors
In 1908 bood William Durant, de stichter van General Motors, $3 miljoen voor Cadillac. Leland vroeg $3,5 miljoen en Durant weigerde. Cadillac werd steeds succesvoller en Durant probeerde het opnieuw. Lelands prijs was intussen gestegen tot $4,125 miljoen en hij verkocht uiteindelijk voor $4,5 miljoen. Durant betaalde hem in cash geld dat hij met het succesvolle Buick had verdiend. Sinds 1909 behoort het merk tot het General Motors-concern. Leland bleef nog tot 1917 aan het roer maar vertrok daarna na een meningsverschil. Even later vormde hij de Lincoln Motor Company die uiteindelijk overgenomen werd door Ford en een van Cadillacs belangrijkste concurrenten werd.
William Durant wilde met zijn uitbreidingsstrategie een concern uitbouwen dat een automerk had in elke autoklasse. Hij wilde klanten een eerste goedkope auto aanbieden en naarmate ze zich opwerkten konden ze in een steeds hogere klasse kopen om zich uiteindelijk een Cadillac aan te schaffen.
Cadillac werd gepositioneerd als de luxedivisie van GM. Het belangrijkste product waren grote luxeauto's. Daarnaast werden ook limousines gebouwd en via derden werden Cadillacs ook omgebouwd tot ambulance of lijkwagen. De auto's waren bestemd voor de hogere klasse, maar stonden onder luxewagens van merken als Pierce-Arrow of Duesenberg.
In 1911 was Cadillac de eerste die een elektrisch systeem met geïntegreerde starter, ontsteking en lichten inbouwde in zijn auto's. De elektrische starter en ontsteking waren uitgevonden door Charles Kettering. Met de elektrische starter hoefde men niet langer buiten de auto te zijn om hem handmatig te starten. Cadillac was ook de eerste autobouwer die een V8-motor grootschalig produceerde in 1915 en die veiligheidsglas gebruikte vanaf 1926. In 1928 introduceerde het merk de eerste volledig gesynchroniseerde versnellingsbak.
In 1926 zette Cadillac het eerste servicenet op voor klanten in de VS. In 1927 lanceerde ontwerper Harley Earl LaSalle. Dit zustermerk van Cadillac bleef in productie tot 1940. In 1930 ontwikkelde het merk een V16-motor. Een jaar later werd daar ook een V12 van afgeleid. Beiden waren geen grote verkopers maar zetten wel Cadillacs reputatie.
Het bijna-einde
In 1932, tijdens de Grote Depressie, leed Cadillac onder historisch lage verkopen. Daarbij werd het merk ook nog eens beschuldigd van discriminatie tegenover zwarte klanten. Alfred Sloan, directeur van General Motors, stelde een comité in werking dat het eventueel stopzetten van Cadillac moest onderzoeken. Cadillacs directeur, Nicholas Dreystadt, kreeg 18 maanden om de situatie recht te zetten. Tegen 1934 was het merk opnieuw rendabel en bleef dat verder ook, als enige Amerikaanse constructeur, gedurende de Grote Depressie. Tegen 1940 waren de verkopen vertienvoudigd tegenover 1934 en dus bleef Cadillac voortbestaan.
In 1938 bestelde het Witte Huis twee cabriolets bij Cadillac. Ze kregen de naam Queen Mary naar de grote oceaanstomers van die tijd. Fleetwood ontwierp de auto's voor vervoer van 6 tot 8 passagiers, en ze werden aangedreven door een 16-cilinder motor. Bovendien waren de auto's uitgerust met treeplanken waarop 6 agenten zich aan speciale handvatten konden vasthouden. De auto's werden gebruikt door de presidenten Roosevelt, Truman en Eisenhower.
Tweede Wereldoorlog
In 1943 staakte Cadillac de gewone autoproductie om deel te nemen aan de oorlogsproductie voor de Tweede Wereldoorlog. De fabrieken produceerden lichte M24 Chaffee tanks die aangedreven werden door twee Cadillac-V8-motoren. Het merk kreeg een Army-Navy E award voor de kwaliteit ervan.
Verder ontwierp en produceerde Cadillac vliegtuigmotoren voor de P-51 Mustang, de P-63 Kingcobra en de P-39 Airacobra. De P-38 Lightning zou in de jaren na de oorlog een grote invloed hebben op de stijl van Cadillac. De oorlog kwam ten einde en op 24 augustus 1945 liep de laatste M-24-tank van de band. Na de oorlog was er een enorme vraag naar auto's en een beperkt aanbod. Cadillac schakelde haastig terug over op gewone auto's waarvan het eerste naoorlogse exemplaar op 7 oktober 1945 gebouwd werd. In 1947 had Cadillac 100 000 bestellingen open staan terwijl in 1946 aan slechts 29 214 klanten geleverd was.
Na de oorlog
Rond 1950 pionierde Cadillac met de stijlelementen die de jaren 1950 kenmerkten. In 1948 introduceerde het merk zijn eerste model met staartvinnen, die geïnspireerd waren op de dubbele staart van de P-38 Lightning. Uiteindelijk werd de auto met de meest uitgesproken staartvinnen ooit ook een Cadillac. Een ander stijlattribuut van Cadillac waren de Dagmar-bumpers. Die begonnen eenvoudigweg als bumperbeschermers in de vorm van een granaathouder en werden later een belangrijk onderdeel van Cadillacs stijl.
In 1960 werd Harley Earl opgevolgd door William Mitchell als hoofdontwerper. Die had een klassiekere smaak en toomde de excessen in. In 1964 verdwenen de staartvinnen weer. Ook de dagmars en het excessieve gebruik van chroom verdwenen. De staartvinnen hadden ook nog geleid tot een ander kenmerk, de verticale achterlichtblokken, die nog wel behouden bleven.
Neergang
De visuele excessen maakten plaats voor een ander soort exces: grote motoren. Zo introduceerde Cadillac in 1968 een 7,7 l V8 die in 1970 vergroot werd tot 8,2 liter. Volgend op de Oliecrisis van 1973 werden kleine, zuinige auto's populair en werd de motorcapaciteit verkleind. Niet alleen de motoren maar ook de modellen werden verkleind. Tussen 1979 en 1981 werd ook een 5,7 l V8 dieselmotor aangeboden. Die onbetrouwbare motor werd een ramp voor General Motors.
Cadillac probeerde zijn doelgroep uit te breiden naar minder kapitaalkrachtige kopers en lanceerde in 1981 de compacte Cadillac Cimarron op basis van GM's J-platform. De auto verschilde nauwelijks van de Chevrolet Cavalier en faalde. In 1988 werd het model geschrapt. Ook al in 1981 werd de L62 V8-6-4 gelanceerd. Deze 6,0 l motor kon naargelang de omstandigheden een V4, een V6 of een V8 zijn door cilinders uit te schakelen. Hij bleek echter onbetrouwbaar en werd een jaar later geschrapt ten voordele van een 4,1 l V8. Ook dat bleek een zeer slecht gebouwde motor te zijn die het merk veel klanten kostte.
Midden jaren 1980 wilde Cadillac zijn blazoen opnieuw oppoetsen. Ondertussen werden geïmporteerde merken uit Japan en Europa steeds populairder in Noord-Amerika. Honda lanceerde zijn luxedivisie Acura en werd al snel gevold door Toyota Lexus en Nissans Infiniti. In 1987 werd het geprobeerd met de Cadillac Allante; Een auto getekend door Pininfarina waarvan het koetswerk in Italië werd gemaakt. Ze werden van daaruit overgevlogen naar de VS en daar voorzien van motor en transmissie. Het model kan zich vandaag de dag qua imago meten met de competitie van Mercedes-Benz maar was destijds geen succes. De Allante is wel een inspiratie geweest voor de latere modellen zoals de Cadillac Seville, die zelfs naar Europa geëxporteerd werd.
Eind jaren 1980 was de Brougham de enige grote auto in het gamma. Toen General Motors in 1996 het grote D-platform liet vallen werd het model geschrapt en had Cadillac op de Catera na enkel voorwielaangedreven modellen. In 1999 werd met de Escalade Cadillacs eerste SUV geïntroduceerd. De Escalade was gebaseerd op de Chevrolet Tahoe en kreeg standaard vierwielaandrijving.
Recent
In 1999 werd de Cadillac Evoq voorgesteld op de autosalon van Detroit. Deze roadster-conceptauto was een voorsmaakje van Cadillacs nieuwe stijl die Art and Science heet. De auto had scherpe lijnen en hoeken en vormde de basis voor de Cadillac XLR. Uiteindelijk zijn alle modellen van Cadillac overgegaan naar deze nieuwe stijl.
Cadillac CTS 2008
In 2005 kondigde General Motors de eerste Cadillac aan die exclusief voor de Europese markt bestemd was. Deze Cadillac BLS wordt sinds 2006 gebouwd door de Zweedse afdeling Saab. De BLS is een onderdeel van Cadillacs plan om opnieuw tot 's werelds top-luxemerken te behoren. Daartoe wil het merk de verkopen buiten Noord-Amerika jaarlijks verdubbelen tot 2010. De doelstelling is om vanaf dat jaar jaarlijks 20 000 auto's te verkopen in Europa, de eerste vijf maanden van 2007 zijn er echter nog maar 1314 auto's verkocht. Cadillac wil auto's gaan bouwen in China en modellen ontwikkelen die klanten in China en Europa aanspreken. In 2003 verkocht het merk 216 090 auto's in de VS, 6890 in Canada en slechts 3252 elders.
Cadillac ELR, Converj
Ook kwam General Motors in 2004 met een snellere versie van de alom geprezen Cadillac CTS. De eerste generatie van de Cadillac CTS-V. De Cadillac CTS-V had in 2004-2005 een 5.7 L LS6 V8 motor en in 2006-2007 een 6.0 L LS2 V8 motor. Echter vanaf 2009 werd de tweede generatie van de CTS-V gelanceerd met vanaf toen een motor met een 6.2 L S/C LSA V8 (564 pk). Dit is de snelste sedan ter wereld.
In augustus 2011 werd duidelijk dat Cadillac een nieuwe weg is ingeslagen. Diverse oudere modellen, waaronder de DTS en STS, maken plaats voor nieuwe modellen. Het gaat hier om de XTS(2012), ELR(2013) en ATS(2012). De Cadillac XTS is de officiële vervanger van de DTS en STS en tilt het segment naar een nog hoger luxueuzer niveau. Het type ELR, ook wel Converj genoemd, is een elektrisch aangedreven auto die in het najaar van 2013 zal uitkomen. Het ATS model is compacte sedan die in 2012 zal uitkomen.